Sanne Cant begint zondag in Ruddervoorde aan haar allerlaatste crosswinter. Ze reed een fenomenaal palmares bijeen met o.a. drie wereldtitels en 15 (!) opeenvolgende Belgische titels. Maar de weg naar de top was niet gemakkelijk.
Tegenwoordig krijgt de vrouwencross quasi evenveel aandachtig als de mannencross. De vrouwen worden goed betaald en het prijzengeld is gelijk aan dat van de mannen. Toen Cant begon met veldrijden was dat allesbehalve het geval. Toen stonden toeschouwers (letterlijk) nog met hun rug naar het parcours als de vrouwen hun wedstrijd afwerkten.
"Ik had geen professionele veldrijdsters als voorbeeld, dus beschouwde ik de cross lang als een uit de hand gelopen hobby die ik combineerde met de middelbare school", vertelt Cant in een openhartig interview met Bahamontes.
Tijdens een wereldbekermanche in Hofstade, begon Cant te beseffen dat ze meer in haar mars had. "Ik was nog junior, maar alle vrouwencategorieën reden toen nog samen. Plots reed ik even op kop, wat voor een Belgische in die tijd vrij uniek was."
"De toeschouwers stonden onze wedstrijd nog met hun rug naar het parkoers en hadden niks in de gaten, maar het enthousiasme van de speakers sloeg plots wél over op het publiek. Dat gaf zo’n grote kick dat ik dacht: dit wil ik blijven doen.”
Cant baande zich vrij snel een weg naar de top, maar ze verdiende er amper iets aan. "Als ik een cross won - zelfs bij de elite - kreeg ik amper 27 euro. Dat reed je makkelijk op aan benzine. En een vrouwenross werd ook goed weggestoken in het programma. Wij moesten als eerste starten, om half tien ‘s morgens, vaak terwijl ze de spandoeken nog aan het hangen waren."
Cant had uiteraard liever nu haar gloriejaren gekend. "Ik denk niet dat Pieterse en Van Empel zich ook maar een beetje kunnen inbeelden in welke omstandigheden ik in mijn beginperiode moest crossen. Je zou dus kunnen zeggen dat ik te vroeg ben geboren."